background

Een haai die wou eens (1) vieren

En nodigde alle waterdieren

Fiederalala, fiederalala,

fiederalalalala


Hij koos daarvoor zijn achternichtje uit

En maakte die tot zijn liefste (2)

Fiederalala, fiederalala,

fiederalalalala

Zij zijn toen naar de kerk gegaan

En moesten voor de (3) staan

Fiederalala, fiederalala,

fiederalalalalala


Een (4) die hield een reuzepreek

En maakte het paar geheel van streek

Fiederalala, fiederalala,

fiederalalala


Een dikke (5) in gelei

Die wrong zich op de eerste rij

Fiederalala, fiederalala,

fiederalalalala


Toen zei een dikke waterbaars

Die preek die lap ik aan mijn (6)

Fiederalala, fiederalala,

fiederalalalala

Na de bruiloft zou er een feestmaal zijn

En aan tafel dronk men fijne wijn

Fiederalala, fiederalala,

fiederalalalala


Het diner bestond uit gemberbier

En daarna at men lekker (7)

Fiederalala, fiederalala,

fiederalalalala


De (8) die was reuzefijn

Van een pas verdronken zeekapitein

Fiederalala, fiederalala,

fiederalalalala


Een (9) die wou eens lollig zijn

En trok aan de bel in de maneschijn

Fiederalala, fiederalala,

fiederalalalala

De gasten waren zeer verschrikt

De snoek heeft zich in ‘t vlees verslikt

Fiederalala, fiederalala,

fiederalalalala


Toen werd de haai verschrikkelijk kwaad

En stormde naar buiten in een nachtgewaad

Fiederalala, fiederalala,

fiederalalalala


De bruiloft werd een reuzestrop

Want de haai at al zijn (10) op

Fiederalala, fiederalala,

fiederalalalala


Alleen de garnaal die bleef gespaard

Die was de moeite toch niet waard

Fiederalala, fiederalala,

fiederalalalala

Haai
Haai PB