Mijn oma en mijn opa, dat is een paar apart.

Mijn opa die is doof, daarom roept mijn oma hard.

Maar heeft ze’t over PSV, Ajax of de rest

Dan is hij niet meer doof, nee dan hoort hij alles best


Opa en Oma, ’t is een paar apart

Oma en Opa. ’t is een paar apart


Als opa gaat biljarten, ja dan wil mijn oma mee

Ze hebben maar één fiets en die is groot genoeg voor twee

Maar in d’r eentje achterop, daar is mijn oma bang

En daarom moet ze altijd bij mijn opa op de stang


Mijn opa gaat vaak winkelen, dat doet hij elke dag.

Mijn oma schrijft dan op een briefje wat hij kopen mag

Maar als hij iets ziet liggen, wat hij zelf heel lekker vindt

Verliest hij heel toevallig, net dat briefje in de wind


Mijn opa en mijn oma zingen samen graag een lied

Tot vreugde van de kinderen, de buurt en de parkiet

Ik vind hun ouwe liedjes wel wat saai, een beetje sloom

Met Kerstmis echter zingen ze de ballen uit de boom


Mijn opa en mijn oma, hebben altijd reuzenlol

Hij noemt mijn oma scheetje en zij noemt hem teder drol

Hij kent veel ouwe moppen en die vindt zij nog steeds leuk

Ze gieren van het lachen, ja, ze liggen in een deuk


Mijn oma die wil ‘s avonds altijd graag op tijd naar bed

Mijn opa moet dan mee, ja want ons oma’s wil is wet

Want zij heeft koude voeten en mijn opa heeft dat niet

Zo delen ze al jarenlang, hun vreugde en verdriet


Opa en oma
Opa en oma